Onderweg van Tielt naar San Nicolo di Rottofreno
Dag 10-12 Gusselby-Skog: Zweedse familie
Dag 10-12 Gusselby-Skog: Zweedse familie

Dag 10-12 Gusselby-Skog: Zweedse familie

Dag 10 

Oorwurm: Rolling Stones – You can’t always get what you want (- but if you try something… you get what you need)

De nachtelijke escapade buiten mijn tentje heeft zijn tol geëist… of is’t die 115 kilometer van gisteren? ‘T vechten tegen mezelf die ochtend… euhm middag. Ik vertrek maar om 12 uur. Maar hey, beter laat dan niet? Of zoals vriendin Lesley stuurt: alles op zijn tempo. Geef uzelf tijd. De tijd is van u. Het is niet de laatste keer dat ik zo de druk van mijn schouders haal met haar woorden. 

Waarom eigenlijk? Waarom ligt die druk op uw schouders? Er staat niemand met een fietsrapportje aan Nordkapp te wachten. Er is niemand die iedere avond checkt hoeveel ik wel niet gereden heb. Er is niemand die mijn uren gejank in mijn hoofd bijhoudt. Of telt hoeveel hoogtekilometers ik genomen heb. Er is ook niemand die weet hoeveel zeer mijn knieën doen iedere avond, hoe ik de laatste dagen mijzelf ben vergeten soigneren en een keer te masseren. Het enige dat er is, is een vliegtuigticket op 15 augustus terug naar België. En zelfs dan nog kan ik het herboeken, een ander boeken. Er zijn zo veel mogelijkheden.

Ergens in mijn koppeke is het een strijd om mezelf geworden. Een strijd om mezelf weer vast te kunnen pakken. Weer trouw te kunnen zijn aan mezelf, onze lieven Heer weet hoeveel ik me de afgelopen tijd verloochend heb. Op de toppen van mijn tenen lopen, om toch maar niet volledig mezelf te zijn, want dat zou misschien wel eens slecht kunnen uitvallen. Ofzoiets.

Moet ge daar echt voor naar het noorden van Europa rijden? Blijkbaar moest dat in dat koppeke van mij. In dat hart van mij. Dat hart dat zo bang geworden was. Op de rand van bang te worden van’t leven, moest ik het op een of andere manier weer zo hard vastgrijpen dat ik er weer van doordrongen werd. Een leven is het leven waard als je dat kan doen zoals je bent, zoals je voelt. Dat je in eer en geweten in de spiegel kunt kijken en niet alleen trots bent op wat je ziet, maar op wat die reflectie u zegt. Ik kijk veel in de spiegel, zie er graag goed uit. Maar in mijn ogen zag ik niet meer mijzelf. En zo ben ik op weg… naar Nordkapp juist ja. Om daar in de spiegel te gaan kijken? 

Een verwaaid hoofd en een nog opgedroogde schnitzel binnenspeleb in een camping waar ik niet blijf.

Het wordt een dag in mijn hoofd fietsen, waar de grootste bergen zich op dit moment bevinden. En.. ‘T gaat niet goed vooruit. Ik zit precies vast. Ik stop na 40 kilometer uitgeteld van me voor te slepen bijna bij een restaurantje aan een camping. Ik zou me ter plekke willen nestelen en nooit meer vertrekken. In plaats daarvan eet ik me gewoon te pletter: een schnitzel waar ge uw vuil van uw pannen zou kunnen mee afschrobben, frieten die als ge ze verkeerd in uw mond steekt uw gehemelte perforeren en de beste vettige chicken nuggets waar ge de mayonaise niemer moet opdoen, ge kunt de vettigheid eraf likken. Bon.. geen slim idee. Dat moet ik u niet vertellen. Nog geen 590 meter vertrokken en die nuggets beginnen al te kakelen in mijn kuiten. Een beetje van een beklimming lijkt wel de mount Everest. ‘Mind over body. Mind over body, Anneleen.’ Maar het gekakel overstijgt alles. En dan.. begint het te regenen. Zachtjes. 

Een opgedekte tafel in’t midden van’t bos: dat vraagt om onderzoek.

Ik laat me niet kennen maar afleiding zoek ik. Tot mijn oog valt op een prachtige gedekte tafel in de open lucht: bloemen, tafelkleedje, midden in het bos. Ervoor staat een klein afdak met daarop wat zaken in’t Zweeds. Ik besluit een poging te wagen de schrijfsels te ontcijferen, maar ik word in de bosrijke omgeving met weinig passage afgeleid door een klein rood autootje die stopt aan de weg naast het afdakje. Een paar postbussen staan aan de straat dus ik denk dat hij (het is dus een man) zijn post uithaalt, maar zie hem zijn blik werpen naar me toe. De struise stoere man komt naar me toe. En in eerste instantie denk ik: ‘Shit, ik ga hier op mijnen donder krijgen’. Maar dan zie ik zijn werkoveral, zijn gemoedelijke bewegingen en zijn zachte blinkende ogen. Ik hoef geen schrik te hebben, ik voel het. Zo ruig als Christer eruit ziet, zo lieflijk en zacht is hij. 

Ben je Duits? En hij haalt enkele woordjes Duits boven. (Helaas mijn enige Duits die ik ken, komt uit het verhaaltje Da’s Mädchen und das Blaue Seepferdchen en is waarschijnlijk het enige dat ik ooit opnam uit mijn Duitse lessen) Ik begin te lachen met mijn breedste glimlach ‘I’m from Belgium’. En zo geraken we aan de praat. Christer is een jonge zestiger die dus in één van de huisjes bovenop woont. Het duurt niet lang voor we over de liefde in ons leven bezig zijn, hoe mensen in elkaar zitten, hoe onze ouders zijn wat dat heeft betekend ten wat het geluk in het leven is voor ons. Dat mensen hard kunnen zijn voor elkaar en hoe je soms hard moet zijn voor anderen. ‘Sommige mensen: ik zou er nog niet op pissen, moest ze in brand staan’, vertelt hij. En hoe hij over zijn dochter praat… Dan gaan zijn ogen nog meer fonkelen. ‘T leven is niet altijd simpel geweest voor hem, maar hij rekent zich tot de gelukkige mannen in dit leven. En zijn grote geluk is zijn dochter: Zwaluw heet ze in het Zweeds, Svalja. ‘Ik werd vader als ik al 48 jaar was. En ik dacht dat het gewoon niet meer zou gebeuren. En misschien is daarom niks vanzelfsprekend aan mijn vaderschap en dat zij mijn dochter is. En dan toch was ze daar plots. Ze doet het zo goed in het leven. En voor die mensen die met haar voeten zouden spelen, ben ik dan de ruige rocker met mijn Harley Davidson- shirt aan en zijn lange baard. Ze mogen wat schrik hebben van mij. Ik ben misschien niet de beste kok, maar iedere dag staat er eten klaar op tafel voor mijn dochter en iedere keer zegt ze dankjewel. Ik hoef ze niet te overbeschermen. Ze weet als ze me nodig heeft dat ik maar een belletje weg ben. En dat zal ik altijd zijn voor haar. Ik zeg haar iedere week dat ik trots ben op haar.’ En zo verovert niet alleen zijn peperkoeken hart mij, maar ook zijn vaderhart. Als ik hem al hoor praten, krijg ik heimwee naar wat ik zelf ken dan wel herken en mis. 

Christer, de stoere viking, mijn Zweedse vader.

‘Je zou mijn dochter kunnen zijn. Let toch op hè! Niet naïef zijn hè.’ Ik kijk op mijn gps om te tonen waar ik heenga en zie plots dat het al 18 uur is. Stonden we daar 2 uur al te kletsen. En nog niet uitverteld. Ik zeg hem dat ik nu echt wel moet vertrekken en vraag hem zijn adres. Dan stuur ik een kaartje bij aankomst in Nordkapp. Ik krijg zijn adres en telefoonnummer en hij zegt erbij: als er iets gebeurt met je in de buurt, dan mag je me bellen he! We kunnen ook vrienden zijn op Facebook! Dan kan ik je volgen. En dat doen we. Tot op vandaag krijg ik bijna iedere dag een berichtje van Christer. En het is iedere keer een opsteker: You’re a tough flower. Greetings from your swedish father. Hoe een mens uw hart kan verwarmen met gewoon wie hij is. Ieder berichtje toont me dat hij geeft om me, na zo’n korte ontmoeting. En dat is misschien één van de meest verbazingwekkende dingen aan dit leven: dat mensen met een bliksemschicht kunnen binnenkomen en je tekenen voor ‘T leven. 

Die avond slaap ik Fagersta. Maar 60 kilometer gepresteerd, maar wat was die ene halte mijn dag waard. Ik drink er prompt een glaasje cava op. 

Dat glaaske cava smaakte gelijk zot.

Dag 11

Oorwurm van de dag: Tamacun – Rodrigo y Gabriela (die gitaren laten me wild gaan op mijn fiets) 

Vandaag wil ik tsjeezen zonder vrezen. 40 kilometer voor de middag. Pauzeke en dan weer vliegen zo ver als ik kan. Ik kan schoon bijna 40 kilometer rijden tot in Avesta. Al moet ik zeggen dat met iedere trapslag die ik bijgeef, een pijnscheut in mijn lies voel. Later zal blijken waarom, maar ik wil niet afgeven. Vandaag win ik en niet de fiets, niet mijn zeer, niet mijn tegenslagen. 

Het is warm in Avesta. Eigenlijk al de hele voormiddag. En ondanks ik zeker 6 keer insmeer per dag (moest ik zelf kiezen ‘T zou maar twee keer zijn – maar ‘k heb het beloofd aan mijn teergeliefde vriendin Karlien en ‘t is beter ook hè – IK WEET HET) heb ik toch een rood kleurke opgelopen de laatste dagen. Het is wel warm de laatste dagen – het deert me niet en ik verwelkom de warmte met de wetenschap dat ik iedere dag de temperaturen check in Nordkapp en alleen al bij het kijken begin te bibberen van de kou. Maar wat mij ook opvalt: Jens (de helpende coureur die mijn band verving) had gelijk. Weinig wind, een temperatuur hoger dan 25 graden, knijp me in mijn arm: beginnen Zweden eindelijk terug te zwaaien? Of nog meer: uit zichzelf te zwaaien naar die fel roze fietster uit België met veel te veel bagage op haar fiets? Ja! Dat doen ze. En ik word er nog enthousiaster van en lach nog meer en zwaai nog meer en zing nog meer.

In Avesta kan ik plots niet met mijn bankkaart betalen en kom ik 30 kronor te kort. De man van het restaurant lacht ’no problem it’s really okay’. Weet je ik heb het ook al zo gedaan. En toegestoken. Karma geloof ik. Al begin ik iets later voor mijn karma te vrezen als meeuwen gevaarlijk dicht komen cirkelen boven de tafels en eten uit borden van de mensen tegenover me.

Dat enthousiasme smelt stilletjes aan als sneeuw voor de zon. En het wordt een strijd voor.. (ja voor wat eigenlijk): ieder steentje lijkt wel een rots om over te trappen, iedere hobbeltje ais een steek in mijn benen, mijn schouders zijn overspannen en het zout van mijn zweet doet mijn ogen tranen. Ergens 10 kilometer voor Storvik, waar ik overtuigd ben een camping te vinden, passeert er mij een fietster in knappe uitrusting en een nog knappere fiets. De man houdt halt en praat even tegen me terwijl ik aan het ploeteren ben als een langharige hond met watervrees door een diepe modderpoel. 

Martin: de reddende engel van mijn courage.

Ik ben opgelucht even te kunnen mijn hart luchten tegen iemand. Hij rijdt ook net ietsje sneller dan ik mezelf kon toe aansporen. Ik wil meekunnen en geef net dat zetje bij. Bij de eerste beklimming zak ik dieper de modder binnen (als Ik het vanuit het hond met watervrees perspectief verder bekijk) en zeg tegen Martin (zo heet hij) dat het oké is, dat hij niet hoeft te wachten. En hij spreekt deze gevleugelde woorden uit: I’ve got time. 

Ik weet niet of ik opgelucht moet zijn of bevreesd. Want geen gezelschap wil zeggen: eigen tempo, maar als je dan toch gezelschap hebt, dan wil je je beste nog ne keer doen hé. En dat doe ik. Al hijgend probeer ik op Max zijn vragen en vertellingen te blijven antwoorden. Als ik hem vertel dat ik al 95 kilometer erop heb zitten, zegt hij ‘that’s impressive’. Ja Martin jongen.. nu kan ik nog een heuevel op als het nodig is. En dat is ook nodig blijkt (Help). Plots roept Martin: ‘Oh there a deer’. Je zou van het streven nog beginnen vergeten van rond je te kijken en vergeten wat je aan het doen bent: door Zweden aan’t rijden. Met de fiets hè. 

De laatste stukjes gaan goed op en neer en ik voel de courage terugkomen in mijn benen. En even word ik bijna hoogmoedig en barst in lachen uit omdat ik naar beneden zodanig zwaar ben met al mijn gerief dat ik Max voorbij schiet. Hij kijkt me al lachend aan en roept me toe: what a fighter. En zo voel ik me ook: als een Vlaamse leeuwin, de trotse vrouw, de vechtende Sterhoekenaar. 

Hij rijdt mee met me langs alle plaatsen waar ik kan eten en zegt me dat het Thaise restaurant het beste idee is. Een camping? Hmmm.. Dat wordt een misse in Storvik. Ik zal nog 6 kilometer verder moeten naar Kungsgarden, maar met zo’n live aanmoedigingen vers in’t geheugen en straks lekker Thais eten. Dat haal ik vast wel. Martin…Redder van de dag. Wie weet waar ik anders gestrand zou zijn. Ergens in de beek naast een dood hertje misschien. (Ja dat heb ik helaas al veel zien liggen) Hij gooit me nog toe ‘Haha, dat is waarschijnlijk de traagste keer dat ik zo ging fietsen.’ Martin toch, je hebt echt je best gedaan voor me. Hij fietst verder naar zijn cabin in de bossen. Hij geeft me nog een goede raad: mocht je mijn zus zijn, zou ik je toch aanraden op een camping te slapen. Ik moet lachen… een Zweedse vader, een Zweedse broer… Maar het is zo mooi aan de mensen die ik tegenkom: de zorg waarmee ze me benaderen en me tonen dat iedereen dat waard is. Ook een kapot zwetende rood aangeslagen Belgische op zoek naar haar hart op weg naar Nordkapp. 

Langs de laatste 6 kilometer naar de camping.

Het Thais eten gaat goed binnen. De lokale mensen die pintjes komen drinken in het Thais restaurant bij gebrek aan een café vragen wat stuurs van waar ik kom, waar ik naartoe ga. Ik ga even weg naar het toilet. Van die stuursheid is niks meer op te merken. Ze hebben in die 5 minuten al opgezocht hoe ver ik nog moet, hoe koud het daar is, praten over de match Zweden-België. En komen bij vertrek naar mijn fiets kijken met grote ogen. Al luchtkussen werpend rij ik bijna al zwevend richting de camping in Kungsgarden. De zon is mijn metgezel, de landbouwvelden doen me dromen over vroeger – toen ik met de tractor reed en het stro werd binnengehaald, er prei geplant werd, courgetten geoogst werden en dat alles was waaruit onze vakanties bestonden: naar ‘Niver’ (nievers) en ‘Crasquant’ (Graskant). Hoe schoon het thuis is en kan zijn. En het gezelschap het gelach bepaalt, niet de pintjes of het schone strand. Hoe kleine gebaren het leven en iedere dag zo ongelooflijk de moeite maken. 

Mijn tentje sla ik op aan het water met zicht op enkele vissers die nog iets proberen te vangen. De zon gaat rusten en ik? Ik val als een blok in slaap. 

Dag 12 

Oorwurm: Don’t leave me this way – Thelma Houston

‘S Morgens is’t jammeren bij het ontbijt: blaren waar ge denkt dat ge geen blaren kunt krijgen. Ja dit is gewoon pijnlijk en niet meer plezant. Ik heb gelukkig een zalveke mee, maar besluit de volgende camping twee dagen te blijven om even te recupereren. Met die gedachte kan ik de hele dag mijn koppeke en gemoed tot rust brengen. ‘Anneleen, na vandaag gaat ge gewoon een hele dag rusten aan een meertje.’ Eindelijk eens deftig zwemmen in zo’n meer – ‘s avonds ben ik zo uitgeput dat ik er vaak niet meer toe kom. Ik kijk er gewoon naar uit om gewoon niet te moeten opstaan met een halfgezwollen gezicht en op die fiets te kruipen en door de eerste pijnscheuten heen te fietsen.

Heerlijk eten over de middag. Je zou overal willen blijven al was het maar om een hele dag op je gemak in’t zonnetje te zitten en te kijken naar een kleurrijk bord als dit.

Tegen 15u30 kom ik aan in Lingbo en daar is een camping. Maar ik wil doorgaan. Nog een dag extra afzien en dan morgen met een gerust hart rusten. Een barakske met vanalles van eten en drinken lokt me met een terrasje in de schaduw. Ik wil mijn zonnepaneeltjes voor mijn smartphone uithalen als ik zie dat mijn pot yoghurtproteïnen de inhoud van mijn zak besmeurd heeft. Oh. My. God. Ik had het nog zo gedacht toen ik daarnet de pot erin duwde – moet ik eerlijk toegeven. Tegen beter weten in – ‘T is weer wat te zeggen, Deseyn. Dus ik begin met kuisen: doekjes, papier… alles wordt in de strijd gegooid voor een opnieuw propere fietszak. Met mijn benen in de lucht zet ik me geënerveerd van mijn eigen op het bankje. In het barakske staat een iets oudere vrouw. Een alcoholwalm komt mij tegemoet als ik tegen haar begint te praten en ‘t is niet onnozel dat u dat eventjes doet verschieten, maar ik kan er doorzien: ze is grappig, lacht zich bijna te pletter als ze hoort dat ik nog 20 kilometer verder wil. ‘T is zo’n oude rock’nroll Chick die op de een of andere manier haar brood moet winnen in dit barakske. Één ding is zeker: haar ogen spreken boekdelen van vervlogen schone tijden. En ge ziet: ze staat er met haar goeste achter haren toog. ‘T Moet niet te zot zijn om gelukkig te zijn hé. Ik denk dat dat één van de minst gewaardeerde talenten is: content zijn met wat het is – niet met wat het zou kunnen zijn, het had kunnen zijn of het zou moeten kunnen zijn hebben. 

Ik slurp 2 cola zero’s binnen en vertrek vol goeie moed – al duurde het even voor die weer aangevuld is pas om 17 uur. Skog: 21 kilometer! Avant marche! 

Zoals de vorige 20 kilometer voorbij vlogen. Zo is het peddelen tegen wind, maar de sfeer zit erin: enkele motards passeren al zwaaiend met hun ‘peace’teken doende. Als ik denk aan mijn vrije dag morgen dan is iedere meter een meter. Ik rol niet achteruit hé. 

Aangekomen in Skog, mag ik me laten sleren naar de camping naar beneden. Heerlijk. Op filmische wijze trek ik de rekker uit mijn dotje en sla mijn blonde krullen los in de wind. Rits open van mijn fietstruitje en de flappen wapperen onder mijn oksels naar achteren. Moest ik kunnen ik reed naar boven naar de zon en zei ze gedag. In plaats daarvan rij ik in een greppel net de graskant met uitstekende stenen niet binnen en word ik uit mijn droom gesnokt. Dat was weer te denken hè. Met uw hoofd in uwe film – maar ‘t is daar zo schone. 

De camping lijkt geen echte camping te zijn. Een hoop mobilhomes te samen, maar geen douches, niet direct een toilet alleen een tuinslang met drinkwater. Ik wandel met mijn fiets aan de hand verder door en vraag hier en daar waar ik betaal, hoe het loopt en wat de bedoeling is. ‘Soms komt er iemand controleren en soms niet, dan is dat daar in dat kotje.’ Maar ook: ‘Geen idee, ik weet niet of je hier met je tent mag staan.’ 

Mats, mijn 79-jaar jonge campingplayboybodyguard.

Ik loop terug en besluit me te informeren bij de mobilhomes als een oudere man met playboyvibes in bloot bovenlijf met flashy zonnebril komt aangereden op een rode quad. ‘Kom maar met me mee ik zal je tonen waar ze normaal de tenten opzetten.’ En dat doet hij. Op de plaats staan echter verschillende tenten in een soort van groep. Het blijken Roma’s te zijn die in de buurt werken, vertelt Mats die ik prompt tot mijn bodyguard gebombardeerd heb. Zo veilig voel ik me bij de man. Hij komt nog een vriend tegen en na wat gebrabbel in het Zweeds, besluiten ze dat voor mij de beste plaats voor mijn tentje tussen het water en het kiezelbaantje is aan de mobilhomes. En Mats? Die rijdt nog eens mee om me veilig af te zetten. Hij vertelt me dat hij 79 jaar is… wat een fitte man. Zo wil ik ook wel oud worden. Als ik hem dat zeg, zweeft hij plots een meter boven zijn quadbestuursstoel uit en zo rijdt hij naar huis al wuivend en lachend. 

Ik blijf maar foto’s nemen van het uitzicht: hoe schoon het kan zijn.

Het zicht is prachtig. De zon gaat onder en ik blijf maar foto’s nemen om het vast te leggen. Of eerder om het vast te leggen in mijn koppeke en tegen mezelf te fluisteren: dit is het Anneleen. Dit is het. Om 22u30 komt een marginale wanna Be hippe vrouw met roze crocs haar haar opgezet met een zonnehoed en een kleed met veel te veel flashy kleuren gecombineerd me een tikje geven op mijn schouders. De manier waarop is al een beetje raar. Met een verwaande blik komt ze me vragen of die tent van mij is. Ja dus. “Je mag hier niet staan. De plaats voor de tenten is aan de overkant.” Ik hou me voor dom, maar even staat ze lelijk te doen tegen me dat dat toch niet kan. Op de camping staat er niks aan gegeven. Nergens bordjes. Sorry maar: ik verzet mijn tent justekes niet. Ik was langs de andere kant gewoon niet op mijn gemak, dus ik had mijn plannen om 2 dagen te blijven al opgeborgen. De moed zonk me al in de schoenen om morgen weer te vertrekken. En dan komt deze dame nog eens van hare retteketet doen. Ze blijkt de campingverantwoordelijke te zijn en zit al de hele tijd verder op in haar caravan zie ik later… Dat kon ze dus komen zeggen zijn voor alles opgesteld stond. Ik mag ‘cash’ betalen voor mijn verblijf en morgen moet ik vroeg weg. Ik vertel dat ik tegen 9 uur normaal weg ben of nog ontbijt en dan vertrek. Ze haalt haar vingertje boven en zegt me ‘You are gone at 9 am’. Even denk ik ze op haar plaats te zetten, maar die 5 minuten waren bad vibes genoeg voor een hele fietsdag en ik antwoord met een ‘Yes madam. No problem madam. You want cash madam? No problem. I’ll get my money.’ Oplichterij ja gadver. Ik betaal en ‘t is gepasseerd. Ik slaap niet zo goed die nacht. Ergens rond 1 uur wandel ik naar het toiletje verderop. Er was dus toch één -zo met een gat in de grond. Even bedenk ik me dat mijn smartphone nog in mijn achterzak zit… wat als die er nu zou… Anneleen. Zoek het niet op met zo’n gedachten. Ik neem hem er toch maar uit. 

Buiten is het precies alsof iemand het licht op de gang heeft laten aanliggen. Helemaal donker wordt het hier eigenlijk niet. ‘T is mooi. Naar Zweedse vertellingen zou je net van die lange dagen gebruik moeten maken en extra veel werken. Ik wil gewoon 1001 jaar lang slapen. 

Het licht blijft hier altijd aan op de gang.

Nog een dagje fietsen en dan: rust. ’t Is nodig.

Lees je graag mijn reisverhalen?

Hou je van postkaartjes? 

Sponsor Villa Rozerood en ik stuur je eentje van op de weg naar Nordkapp. 

Je kan me steunen tijdens de fietstocht of beter: Villa Rozerood steunen. Het enige ‘ziekenhuishotel’ in België. Gezinnen met één of meerdere zieke kindjes die grote ondersteuning nodig hebben bij het dagelijkse leven, krijgen daar de mogelijkheid om toch eens eruit te zijn. Omdat de zorg voor hun zorgenkindje er goed wordt opgevolgd. Je kan een kilometer of dag sponsoren. Vanaf 10 euro krijg je een persoonlijk rijmpje toegestuurd van yours truly op weg. Na de donatie met als vermelding ‘de amazone op de fiets’ via villarozerood.be/steunons stuur je me een berichtje via whatsapp +32 485 378 016 met je adres. 

Met dank aan WARANZ BV Christophe Vandererven, Sterhoek en Schoonheidsspecialiste Patricia die al hun duit in het zakje deden en blinken op mijn social media feed of koerstruitje. En ook mijn mémé… die sponsorde al mijn eerste kilometer met 5 euro. Dus die goede start? Die is verzekerd.

Eén reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *